Jenever, bitterkoekjes en een rauw ei
No.5 Transsiberië Express / 02.01.2013
Het is 2 januari 2013. Het begin van een drie maanden durende reis door het Verre Oosten. Het startpunt is Vladivostok. Om deze stad te bereiken moet ik eerst acht dagen doorbrengen in de trein. Acht dagen, 10 000 kilometer, en zeven tijdzones scheiden Vladivostok van Sint Petersburg.
Ik heb speciaal voor de treinreis een grote pot pindakaas uit Nederland meegenomen. Samen met een pak bitterkoekjes en een fles jonge jenever. Uit eerdere ervaring weet ik dat reizen per trein in Rusland vaak ontaardt in een grote collectieve picknick. Het leek me gepast om ook wat Nederlandse producten in te brengen.
In Nederland door het nieuws gewaarschuwd dat de winter in Rusland nog nooit zo koud is geweest als dit jaar heb ik mij ter voorbereiding dik aangekleed. Ik draag een soort eskimojas, gekocht op de Noordermarkt in Amsterdam. Mijn schoenen zijn gemaakt van koeienleer met de vacht aan de buitenkant. Maar in Moskou en Sint Petersburg blijkt de kou alleszins mee te vallen. Daar komt bij dat het in de trein ongeveer dertig graden is. Niet alle winterkleren passen in mijn rugzak en ik ben gedwongen een deel aan te trekken. De treinreis van Sint Petersburg naar Moskou verloopt daardoor vrij onaangenaam. Ik geloof niet dat ik het eerder in mijn leven zo warm heb gehad. We zitten met zes personen in een heel klein hokje met aan beide kanten een houten bank. Er is zo weinig ruimte dat je knie aan knie moet zitten met degene tegenover je.
Verhit en bezweet aangekomen in Moskou ga ik op zoek naar een plek om te eten. Beperkt door mijn zware tas, en de korte overstaptijd voor de trein naar Vladivostok, besluit ik op het station te blijven. Ik probeer mijn geluk in de stationsrestauratie. Het is ondertussen halftien ‘s avonds, maar het bordje op de deur belooft dat er tot tien uur maaltijden worden geserveerd. Afgezien van een nogal smoezelig uitziende man die op een stoel zijn roes ligt uit te slapen is het restaurant echter verlaten. De vrouw achter de balie kijkt mij vijandig aan als ik vraag of ik nog wat eten kan bestellen. Zwijgend knikt ze in de richting van de vitrine waar het eten ligt uitgestald. Ik begrijp dat het geen zin heeft om de menukaart te bekijken en dat mijn keuze beperkt is tot de restjes die nog over zijn van die dag. Het is niet de maaltijd waar ik op had gehoopt. Drie verpieterde aardappels, wat doorgekookte broccoli en een uitgedroogd stukje vlees worden nauwkeurig afgewogen. In Rusland betaal je in restaurants naar gewicht. Vervolgens plaatst ze het bord enkele minuten in de magnetron en kwakt het met veel tegenzin op de balie. Bij de eerste hap merk ik dat het eten nog koud is. De dienstdoende vrouw is ondertussen luid in de telefoon aan het praten, en ik besluit het er maar bij te laten.
Om middernacht wordt omgeroepen dat de trein klaar staat op het perron. Ik reis derde klas en dat betekent dat je geen afgesloten coupés hebt. De wagon bestaat uit een lange gang met links hokjes met twee stapelbedden tegenover elkaar en een tafel in het midden. Rechts zijn in de lengte bedden in setjes van twee boven elkaar gemonteerd. Hier kan het onderste bed worden ingeklapt waardoor er een tafel en twee stoeltjes te voorschijn komen. Als je op deze manier reist kost een ticket van Moskou naar Vladivostok slechts 150 euro. En het is gezellig want door de open ruimte maak je gemakkelijk contact.
Ik leg mijn tas onder de bank, haal mijn boek te voorschijn en maak het mezelf gemakkelijk in de wetenschap dat de aankomende zeven dagen mijn wereld niet groter zal zijn dan deze Russische treinwagon. Mijn tas met eten en drinken houd ik binnen handbereik. Deze is voornamelijk gevuld met pakjes instant noodles als noodrantsoen en koekjes uit Nederland om uit te delen. Daarnaast heb ik een theekop meegenomen, theezakjes en nescafé. Een van de grootste geneugten van de Russische trein is dat in elke wagon een grote ketel met kokend water staat. Via een klein kraantje kun je hiermee je eigen thee zetten of je noodles klaarmaken.
Aan de overkant van de gang zit een jong stelletje uit Oezbekistan. Ze werken als gastarbeider in Rusland bij een kindertehuis. Zij als kinderjuf. Hij bij de technische dienst. Ook zij moeten helemaal naar Vladivostok en het feit dat we zeven dagen tot elkaar veroordeeld zullen zijn schept al gelijk een band. Tegenover mij zit een Russisch, nogal zwijgzaam en wat ouder echtpaar. Het bed boven mij blijft de eerst twee dagen leeg.
Eenmaal vertrokken komen de eerste tafelkleedjes te voorschijn en worden de etenswaren uitgestald. De meeste Russen bereiden thuis vlees of kippenpoten en nemen deze mee in tupperware bakjes als voedsel voor onderweg. Zo ook het echtpaar tegenover mij. Ze bieden mij een stukje vlees aan met wat brood. Het is een soort gedroogd varkensvet. Als part-time vegetariër niet direct mijn eerste keus. Maar omdat ik alles wil proeven neem ik het vlees aan. Als ik een hapje wil nemen blijkt dit een stuk moeilijker dan ik had verwacht. De substantie lijkt een soort gedroogd leer en hoe ik ook aan mijn stukje vlees trek, het lukt me niet om er en stuk af te bijten. Het echtpaar kijkt mij zwijgend aan en lijkt mijn worsteling niet op te merken. Ik raak in een lichte paniek en weet niet wat te doen met mijn stukje vlees. Ik kan het niet opeten, maar weggooien is onbeleefd. Na enige aarzeling besluit ik mijn oude truc uit de kast te halen die ik als het moeilijk etende kind dat ik vroeger was regelmatig toepaste. Ik stop het stuk varkensvet in mijn mond, excuseer mijzelf mompelend bij het echtpaar, loop naar de wc en spuug het uit. Zo neutraal en onschuldig mogelijk kijkend loop ik terug naar mijn plek. Het echtpaar lijkt niets gemerkt te hebben. Als tegenprestatie bied ik ze een bitterkoekje aan. Na deze argwanend bekeken te hebben slaan ze beleefd mijn aanbod af.
In de zomer staan er op de stations vaak oude vrouwtjes die thuis bereide maaltijden verkopen aan de passagiers. Maar in de winter is het blijkbaar te koud en de vrouwtjes zijn nergens te bekennen. Naast mijn instant noodles blijft nu alleen de restauratiewagon in de trein over als voedselbron. Elk uur loopt er een oude vrouw meteen karretje voorbij die in dienst van de restauratie flesjes frisdrank, bier, snoepgoed en piroshki verkoopt, een soort pasteitjes, meestal gevuld met aardappel, vlees of kool. Je kan ze in Rusland op elke straathoek kopen, maar het is alleen echt lekker als ze vers zijn. De pasteitjes die deze vrouw verkoopt zien er de eerste dag al niet erg aantrekkelijk uit, en naarmate de dagen vorderen wordt het er niet beter op. Ik vermoed dat ze sinds Moskou geen nieuwe proviand heeft ingeslagen. Ze is minstens 60 maar moet in haar eentje de zware kar duwen. Dit is vooral lastig in de verbindingsstukken tussen de wagons. Het vriest in deze delen van de trein net zo hard als buiten. Er zit een dikke laag ijs op de ramen zit. Daarnaast moet ze hier een moeilijke drempel over. Maar ze laat zich niet kennen en als een soort tankwagen ramt ze de kar door het tussenstuk.
Na ongeveer twee dagen in de trein komen we aan in Jekaterinburg. Het is de eindhalte van het zwijgende echtpaar en het beginpunt van een groep van 27 Noord-Koreaanse gastarbeiders. Ze hebben negen maanden in de bouw gewerkt. Nu zijn ze op weg naar Noord-Korea om daar een paar weken uit te rusten. Vlak voor Vladivostok moeten ze de grens over, maar tot die tijd reizen we samen. Een aantal spreken een beetje Russisch en met een beetje goede wil lukt het aardig om te communiceren. Ze werken in Rusland omdat hier de salarissen hoger liggen dan in Noord-Korea. In Rusland verdienen ze ongeveer 300 euro per maand. Voor Noord-Koreaanse maatstaven is dat veel. Ik probeer te vragen naar het leven in Noord-Korea, maar daar laten ze weinig over los. Ze lijken op hun hoede.
Net als ik leven ze op noodles. Gezamenlijk maken we drie keer per dag de gang naar de heetwaterketel om onze bakjes noodles bij te vullen. Elke dag zetten we de klok een uur vooruit en als de dagen vorderen raken we steeds meer het besef van tijd en plaats kwijt. Na een dag of vier is er van een dag en nachtritme geen sprake meer. We ontbijten om drie uur ‘s nachts, en slapen gedurende de dag.
Ik besluit te proberen mijn pindakaas, bitterkoekjes en jenever aan de Noord-Koreanen te slijten. Kim, de Koreaan die in het bed boven mij slaapt wil wel een stukje brood met pindakaas proberen. Hij zegt het heerlijk te vinden, maar zijn gezicht vertelt wat anders en het volgende broodje slaat hij toch maar af. De jenever valt wel in de smaak en met een groep van 27 Noord-Koreanen, twee Oezbeken en ik drinken we de fles leeg. Als hij op is blijken de Koreanen ook nog wel over een voorraadje wodka te beschikken. Hoe meer lege flessen, hoe vlotter de communicatie verloopt. Mijn Koreaanse overbuurman geeft me een ei om op te eten bij de wodka. In de veronderstelling dat het een gekookt ei is, en dat wat eiwitten mij geen kwaad kunnen, neem ik het aan. Maar net voordat ik de schil wil breken houdt hij mij tegen. Het is een rauw ei legt hij uit. En hij doet voor hoe je een klein gaatje in de schil moe maken om vervolgens het ei leeg te zuigen. Hij biedt me opnieuw een ei aan, maar nu weiger ik. Er zijn grenzen. Het rauwe ei is er één van.